Art nouveau, publieke kunst

Dit evenement is al voorbij

De Heritage Days 2023 (Open Monumentendagen) zijn gewijd aan het thema 'Art nouveau - kunst voor iedereen?'. Ter gelegenheid van deze dagen nodigt de Cel Historisch Erfgoed van de Stad Brussel u uit om een wandeling door Brussel te maken. Bij elk van de werken, geselecteerd uit het erfgoed van de stad, staan panelen met een woordje uitleg.

De tentoonstelling loopt van 16 september tot 15 november 2023.

De kortstondige bloei van de art nouveau (1893-1914) heeft ons erfgoed van een onschatbare waarde nagelaten. Ondanks de vernielingen in de eerste helft van de 20ste eeuw, en dankzij een heropleving van de belangstelling die kan worden gezien als 'postmodern', kan je in de straten van Brussel enkele unieke en perfect herkenbare gebouwen bewonderen. De art nouveau werd voornamelijk toegepast in de bouw van privéwoningen voor een klantenkring die rijk en verlicht was. De genialiteit van deze prestigieuze huizen ervaar je het best van binnenuit. Is art nouveau slechts een elitaire en gesloten beweging? Als we dit zouden geloven, zouden we één van de belangrijkste ambities van de makers vergeten, namelijk om schoonheid zichtbaar en toegankelijk te maken voor iedereen.

De etalages en vitrines waarin een aantal van de ontwerpers van de art nouveau uitblonken, zijn bijna volledig verdwenen uit het straatbeeld. De gevel van het Wijnpaleis is hier wel nog een stille getuige van. Gelukkig hebben bepaalde gedecoreerde ontwerpen en projecten meer sporen achtergelaten. Getuige hiervan is de eigen woning en atelier van de schilder Cortvriendt, waarin de artistieke ambities van de eigenaar duidelijk zichtbaar zijn. De schoolarchitectuur toont verschillende voorbeelden van de wil om kinderen een studieplek te geven waar ze hun smaak voor het Schone konden ontwikkelen. Dit is te zien in de kleuterschool ontworpen door Horta en het Instituut Diderot van Jacobs.

Hoewel beeldhouwwerken uit deze periode niet als art nouveau worden omschreven, maken ze wel deel uit van een context waarin ze gewaardeerd worden. De openbare ruimte van Brussel heeft nog enkele getuigen, zoals de monumenten voor Karel Buls, Frédéric de Mérode en Max Waller. In een context die intiemer en ontroerender is, was het ontwerpen van grafkunst voor kunstenaars ook een gelegenheid om samen met andere kunstenaars te creëren. Een wandeling op de begraafplaats van Brussel is een uitstekende kans om dit te ontdekken.

Kaart stadscentrum:

Carte des panneaux du centre-ville

Kaart begraafplaats van Brussel:

Carte du cimetière de Bruxelles

Back to Nature 1900

F. Toussaint, Café Jacqmotte, Brussel, lithografie op papier, 1896
F. Toussaint, Café Jacqmotte, Brussel, lithografie op papier, 1896 © ASB, IC, Affiches 1900-39

Oude postkaart met het Monument voor Karel Buls
Oude postkaart met het Monument voor Karel Buls (zonder Nederlandstalige inscriptie), 1902-1903 © ASB IC W 8180

Creatiedatum: 1898-1899
Beeldhouwer: Victor Rousseau (1865-1954)
Architect: Victor Horta (1861-1947)
Materialen: witte steen en brons, verguldsel

Dit werk, dat is ondergebracht in de galerij van De Sterre, is een eerbetoon aan Karel Buls (1837-1914), een Belgische liberale politicus, schepen van Openbaar Onderwijs en vervolgens burgemeester van de Stad Brussel.

Het monument is het resultaat van een opdracht die in 1897 werd gelanceerd door de kunstenaarskring 'Pour l'Art', met de bedoeling Karel Buls te bedanken voor zijn inzet voor het behoud van het erfgoed en zijn inspanningen om de Grote Markt te restaureren.

Ontworpen door architect Horta en beeldhouwer Rousseau combineert het werk op subtiele wijze art nouveau en symbolisme (een artistieke en literaire stroming uit dezelfde periode).

In het midden staat een adolescent die een brandende lamp vasthoudt, de belichaming van spiritueel licht. De linkerarm van de jongeman is opgeheven naar de inscriptie aan Buls. De Nederlandse vertaling werd later toegevoegd. Het onderste deel wordt gevormd door een sokkel waarop een zittende vrouw een kompas op een plan legt: zij symboliseert de Architectuur.

Aan de fijn gemodelleerde achterkant zien we een voorstelling van het Broodhuis. Op verzoek van Karel Buls worden de Brabantse meesterarchitecten vermeld die aan de bouw van de Grote Markt hebben gewerkt. Rond deze sokkel ontwikkelde Horta de zweepslaglijn die kenmerkend is voor de art nouveau met zijn plantenmotieven. De acaciatak verbeeldt de dood van Hiram, de architect van Salomo's tempel, een toespeling (net als het kompas) op Karel Buls' lidmaatschap van de vrijmetselarij. Onderaan het monument beëindigt een fries van planten de compositie.

Monument voor graaf Frédéric de Mérode
Monumenteninventaris © DDGM Architectes Associés voor de Stad Brussel

Creatiedatum: 1897-1898
Beeldhouwer: Paul Du Bois (1859-1938)
Architect: Henry Van de Velde (1863-1957)
Materialen: blauwe hardsteen, brons

Het Martelaarsplein stond vroeger bekend als het Sint-Michielsplein, maar veranderde van naam toen kort na de onafhankelijkheid van het land in 1830 werd besloten om er de slachtoffers van de gevechten tijdens de revolutie te begraven. Centraal op het plein zien we de crypte met het monument.

Ten zuiden van het plein staat het monument voor Frédéric de Mérode (1792-1830). Als derde van vier zonen, allemaal actief betrokken bij de instellingen van het jonge België, nam Frédéric deel aan de verdediging van het land door zich als vrijwilliger aan te melden. Samen met de auteur van de eerste Brabançonne, Louis Dechet (1801-1830), bekend als Jenneval, onderscheidde hij zich op briljante wijze in de Slag bij Lier tegen de Hollandse troepen. Zijn monument staat aan de andere kant van het plein.

Het monument voor de Mérode is ontworpen in de art-nouveaustijl en is het werk van Henry Van de Velde. Als vernieuwende kunstenaar stond hij samen met zijn collega's Paul Hankar (1859-1901) en Victor Horta (1861-1947) aan de wieg van de art nouveau in België.

Voor het monument voor Frédéric de Mérode koos Van de Velde de vorm van een grafsteen in blauwe hardsteen waarin twee werken van zijn schoonbroer, beeldhouwer Paul Du Bois, werden verwerkt. De imposante figuur van een strijder waakt over het medaillon met daarin het portret van de graaf van Mérode. De expressieve en krachtige bronzen werken van de beeldhouwer brengen een mooi evenwicht in de strakke compositie van de architect.

Jeanne Ashbé crèche - glazen dak van de binnenplaats
Glazen dak van de binnenplaats © CHE

Creatiedatum: 1907-1908
Architect: Fernand Symons (1869-1942)
Decorateur: Adolphe Crespin (1859-1944)

De crèche op de Locquenghienstraat 16 is vernoemd naar Jeanne Ashbé (1955-.), schrijfster en illustratrice van boeken voor jonge kinderen.

De crèche werd gebouwd door architect Fernand Symons tussen 1907 en 1908 in een stijl van art nouveau gemengd met eclectische invloeden.

De straatgevel is verfraaid met het werk van decorateur Adolphe Crespin. Net als in de rest van het gebouw is de invloed van art nouveau op subtiele wijze te zien, vooral in de behandeling van de lateien en vensterbanken op de eerste verdieping en in de grote consoles die de kroonlijst omlijsten. Onder deze kroonlijst maakte Crespin een prachtige polychrome sgraffito met putti en fruitkransen. De halfronde bovendorpels bevatten bas-reliëfs die de waarden van het onderwijs illustreren, gesymboliseerd door de uil en de haan, die het ontwaken van kennis voorstellen, en de waarden in verband met moraal, voorgesteld door de hen en haar kuikens.

Dit eerste gebouw, waarin de administratieve functies en directie zijn ondergebracht, wordt gevolgd door een grote binnenplaats met glazen dak. Deze ruimte valt op door het bijzonder zorgvuldige gebruik van metaal voor de structuur en keramiek voor de wanddecoraties.

De achterkant van het perceel herbergt de schoolgebouwen en de kleuterschool, die oorspronkelijk werd gebruikt voor de praktijkvakken van de huishoudschool. De speelplaats werd verdeeld in twee zones met een galerij met consoles in art nouveau.

Instituut Diderot - ​Zicht op het bovenste deel van de overdekte binnenplaats en de galerij op verdieping
Zicht op het bovenste deel van de overdekte binnenplaats en de galerij op verdieping © CHE

Datum inhuldiging: 1910
Decorateur: Henri Privat-Livemont (1861-1936)
Architect: Henri Jacobs (1864-1935)

In 1878 opende de Stad Brussel een normaalschool voor onderwijzeressen. Deze instelling was een aanvulling op de normaalschool voor jongens die al vier jaar bestond.

De normaalschool nam eerst haar intrek in het voormalige klooster van de Zwarte Nonnen in de Visitandinestraat, waarvan de vervallen en krappe lokalen werden ingeruild voor een nieuwe locatie.

In 1900 werd Henri Jacobs, die naam begon te maken met het bouwen van schoolcomplexen, aangesteld als architect.

Jacobs ontwierp een project met een sobere gevel uit witte chauvignysteen in art-nouveaustijl. De belangrijkste decoratieve effecten van de school zijn te zien in de inkomhal en op de grote overdekte binnenplaats met grote ramen aan de noordoostkant. De decorateur Henri Privat-Livemont maakte de sgraffiti die de stad en verschillende vakgebieden symboliseren.

De bouw van het gebouw, dat in 1910 in gebruik werd genomen, verliep niet zonder problemen. De bouw van een zwembad in de kelder was niet mogelijk, maar de school kreeg wel een tennisbaan, een serre en een plek om de sterren te observeren, dankzij de strijdlust van de eerste directrice van de school, de natuurkundige Eulalie Torrekens (1874-1951).

Aan de terugliggende straatgevel lag oorspronkelijk een kleine tuin. Toen de rooilijn in 1961 werd herzien, werden de tuin en alle huizen rondom de school verwijderd. Dit gaf stadsarchitect Daniel Detandt de mogelijkheid om een extra vleugel toe te voegen in het lagere deel van de straat.

Kleuterschool Catteau - detail van de voordeur met markies
Detail van de voordeur met markies © CHE

Bouwdatum: 1898 à 1900
Architect: Victor Horta (1861-1947)
Datum bescherming als monument: 1976

In 1895 ontmoette de burgemeester van Brussel Karel Buls de architect Victor Horta op de werf van het Frisonhuis. Buls vond het project interessant en stelde aan Horta voor een ontwerp te maken voor de kleuterschool in de Sint-Gisleinsstraat.

De school werd gebouwd tussen 1898 en 1900, in een art-nouveaugebouw met grote soberheid. Horta wilde hiermee 'een jeugdig karakter geven dat ver verwijderd is van de statigheid van schoolarchitectuur'.

Het ontwerp van de gevel is modern en eenvoudig, met een discreet kleurenspel, en bestaat uit afwisselend banden van witte steen (Euville en Gobertange) en blauwe hardsteen. De dynamische art-nouveau-elementen zijn zichtbaar in de fijn bewerkte steen met zijn bloemmotieven en het ijzerwerk van de opmerkelijke luifel van de ingang met de kenmerkende zweepslaglijnen.

Het centrale deel van het gebouw bevat de hoofdingang, het bureau van de directie en het kantoor van de conciërge, met een hogere travee aan de rechterkant met daarin de trap die naar de kelders leidt.

De twee zijgebouwen bevatten twee van de vier klaslokalen op de hoeken van de centrale speelplaats, die overdekt is met een glazen luifel.

De school is sinds 1976 beschermd als monument. Ze werd tussen 1995 en 2000 gerestaureerd door Barbara Van der Wee die de nieuwe functies zoals de cafetaria en de slaapzaal integreerde met oog voor natuurlijke verlichting en met respect voor het werk van Horta.

​Huis van de schilder Albert Cortvriendt - details van de rechtertravee, gewijd aan het atelier, en van de sgraffiti
Details van de rechtertravee, gewijd aan het atelier, en van de sgraffiti © CHE

Datum bouw: 1900
Architect: Léon Sneyers (1877-1948)
Sgraffiti: Adolphe Crespin (1859-1944)
Datum bescherming als monument: 29 januari 1998

In 1900 vroeg schilder Albert Cortvriendt een vergunning aan om een woonhuis met een kunstenaarsatelier te bouwen op zijn twee percelen in de huidige Nancystraat.

De architect Léon Sneyers creëerde dit eerste architectonische werk op 23-jarige leeftijd. Hij maakte in 1897 deel uit van de studio van Paul Hankar en werd al snel diens belangrijkste medewerker. Sneyers was ook fotograaf, grafisch ontwerper en binnenhuisarchitect.

De architect maakte hier optimaal gebruik van het brede maar ondiepe terrein door de twee hoofdruimten, het woonhuis en het atelier, met elkaar te verweven.

Het atelier bevindt zich op de bovenste verdiepingen van het rechtergedeelte en neemt de volledige diepte van het perceel in beslag. Het wordt verlicht door een groot verticaal dakraam waarlangs royaal licht uit het noordoosten binnenkomt. De begane grond van het atelier is een grote ruimte die dienst doet als ontvangstruimte van de klanten.

In de gevel zien we een verscheidenheid aan materialen, zoals witte bakstenen met rode voegen, gebeeldhouwde blauwe hardsteen, witte steen en het schrijnwerk. De vormen en siermotieven geven dit geheel een grote elegantie, wat deel uitmaakt van de geometrische trend van de art nouveau. Dit is te zien in het smeedwerk, de glas-in-loodramen en de sgraffiti met bloemenontwerpen van de hand van Adolphe Crespin.

Het interieur toont ten slotte ook het houtwerk, de open haarden, marmer, het decor en het meubilair, allemaal ontworpen door Léon Sneyers.

Het geheel werd op 29 januari 1998 beschermd als monument.

Straatgevel Ateliers des Tanneurs
Straatgevel © CHE

Creatiedatum: 1909
Architect: Fernand Symons (1869-1942)
Sgraffiti: Géo Ponchon
Datum bescherming als monument: 2001

Brias, een bedrijf gespecialiseerd in wijnen en sterkedrank, is al sinds 1892 aanwezig in de Huidevettersstraat. In 1909 werd het complex getransformeerd door architect Fernand Symons, die een prachtige façade in art-nouveaustijl met twee grote hallen toevoegde. Ondanks de imposante lengte is de architect erin geslaagd om materialen, kleuren en ritme te gebruiken om de gevel een elegante, moderne uitstraling te geven. De witte steen en gele bakstenen versmelten met de witte geglazuurde bakstenen en de sgraffiti in de arcaden. Ze stellen de wapenschilden voor van de beroemdste wijnproducerende steden en regio’s, zoals Porto of Bordeaux.

De gevel wordt bekroond door een reeks gebeeldhouwde stenen in een geometrische art-nouveaustijl. De gevel wordt onderbroken door een groot gebogen fronton dat het schip van één van de twee hallen verlicht.

Verwijzingen naar wijnranken zijn te vinden in de sgraffiti, het smeedwerk van de hoofddeur en de sluitsteen bovenaan de monumentale boog. De architect Fernand Symons, die zijn opleiding volgde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Brussel, heeft ons veel gebouwen nagelaten in de meeste uiteenlopende stijlen. Het Wijnpaleis werd in 2001, samen met de aanpalende voormalige winkels Merchie-Pede, beschermd als monument. Het complex werd ondertussen omgebouwd tot kantoren en een overdekte markt en is toegankelijk voor het publiek.

Oude postkaart met het Monument voor Max Waller
Oude postkaart met het Monument voor Max Waller, z.d. © ASB IC W-08387

Creatiedatum: 1914
Beeldhouwer: Victor Rousseau (1865-1954)
Architect: Joseph Van Neck (1880-1959)
Materialen: Euvillesteen, wit marmer en brons

De Ambiorixsquare maakt deel uit van een reeks groene ruimten ontworpen door architect Gédéon Bordiau (1832-1904) en werd aangelegd in 1880.

De aanwezigheid van kunstwerken op de Ambiorixsquare vertrekt vanuit de wens om 'moderne' kunstenaars te tonen in deze nieuwe prestigieuze wijk.

Het monument, geïnstalleerd in 1919, is een eerbetoon aan Max Waller (1860-1889), pseudoniem van de Belgische dichter en schrijver Maurice Warlomont. Hij stierf vroegtijdig op 29-jarige leeftijd en was de oprichter en directeur van het tijdschrift 'La jeune Belgique'.

Dit tijdschrift voor kunst en literatuur werd in 1881 opgericht in een context van ingrijpende sociale en politieke veranderingen, waarbij de welvaart van de bourgeoisie in schril contrast stond met de verarming van het proletariaat. Het was tegen deze achtergrond dat een intellectuele elite, grotendeels afkomstig van de Université Libre de Bruxelles, opkwam voor meer gelijkheid in de samenleving. 'La jeune Belgique' wilde vooruitstrevend zijn en ijverde voor een Belgische literatuur met specifieke kenmerken die zich ontdeed van Franse invloeden. Het tijdschrift deed dan ook een innovatieve en vrijheidsgezinde wind waaien.

Architect Joseph Van Neck leverde op verzoek van beeldhouwer Victor Rousseau zijn bijdrage om een kader te bouwen rond het bronzen beeld. De vloeiende, serene bewegingen van de figuur symboliseren het ontwaken van de gedachten, het denken. Het monument maakt deel uit van de art-nouveaubeweging door de specifieke drapering en gebogen lijnen.

Het profiel van de jonge dichter, delicaat gebeeldhouwd in bas-reliëf in witte marmer, verschijnt als een portret onder het bronzen werk.

Grafmonument van de familie Verheven
Grafmonument van de familie Verheven © CHE

Creatiedatum: 1911
Beeldhouwer: Paul Burger
Architect: Victor Horta (1861-1947)
Materialen: zwarte graniet, groene graniet en brons

Het monument Verheven, ontworpen in 1911, is het laatste van elf grafmonumenten ontworpen door architect Victor Horta. Het werk was een jaar eerder besteld door Brussels gemeenteraadslid François Verheven (1846-1913).

Samen met zijn collega Paul Hankar stond Horta aan de wieg van de art nouveau in België. De architect was een pionier en introduceerde deze stijl vanaf het begin van de jaren 1890 op de begraafplaatsen.

Het sobere en elegante monument bestaat uit een hoge sokkel van Noors zwart graniet, waarop een sarcofaag van Zweeds groen graniet rust, met een spitsboogprofiel - de waarschijnlijke inspiratie hier is die van antieke Lycische graven. De link tussen de twee delen wordt gemaakt door de zes bronzen elementen die de sarcofaag ondersteunen. Hun vorm is typerend voor het werk van de architect. De zijkanten van de sokkel zijn voorzien van haken in hetzelfde materiaal, ontworpen om rouwkransen aan te bevestigen.

De hoofdlijnen van de compositie zijn sober. De zes bronzen ornamenten verzachten deze subtiel. Horta biedt hier een synthese van de twee kenmerken die de art nouveau typeren: plantelementen en geometrie. Dit is ook in lijn met de tendens in deze stijl sinds de jaren 1900, waar vormen en oppervlakken neigen naar een eenvoudiger design.

Horta lette op het kleinste detail en liet gipsmodellen maken voor de ornamenten die hij voor zijn werken ontwierp. De modellen voor het Verheven-monument worden nog steeds bewaard in het Hortamuseum, samen met een miniatuurstudie van het graf.

De Cel Historisch Erfgoed wil in het bijzonder Tom Verhofstadt en de vereniging Epitaaf bedanken voor de informatie over de begraafplaats van Brussel.

Grafmonument voor de familie De Walsche - detail van het bovenste deel met art-nouveautypografie
Detail van het bovenste deel met art-nouveautypografie © CHE

Creatiedatum: 1897
Beeldhouwer: Rombaux-Roland
Architect: Louis Ernest S'Jonghers (1866-1931)
Materialen: blauwe hardsteen

Dit monument behoort tot het type in de vorm van een 'blaasbalg', wat een combinatie is van een grafsteen en een sarcofaag. Dit type grafmonument komt hier bijzonder goed tot zijn recht. De meanderende lijnen creëren een quasi organische verbinding tussen de verschillende elementen.

Het gebruik van plantenmotieven, kenmerkend voor de florale art nouveau, versterkt het gevoel van vloeibaarheid en speelt een actieve rol in de begrafenissymboliek: met zijn psychotrope eigenschappen verwijst de klaproos naar de eeuwige slaap. Bovenaan het monument staat een brandende fakkel die de hoop op een nieuw leven verbeeldt.

Dit monument in blauwe hardsteen, opgericht in 1897 door de firma Rombaux-Roland voor de familie De Walsche, is een van de eerste art-nouveauwerken op het kerkhof van Brussel-Evere. Louis Ernest S'Jonghers was als architect van de gemeente Anderlecht vooral bekend om zijn eclectische gebouwen, en heeft hier een gevoelig en evenwichtig werk afgeleverd, zij het in een stijl waarmee hij niet zo vertrouwd was.

De Cel Historisch Erfgoed wil in het bijzonder Tom Verhofstadt en de vereniging Epitaaf bedanken voor de informatie over de begraafplaats van Brussel.

Monument Huys
Monument Huys, Loeckx - Quasi.be © urban.brussels

Creatiedatum: 1911
Steenhouwer: Firma Cordemans
Beeldhouwer: Jean Lecroart (1883-1967)
Architect: Léon Sneyers (1877-1948)
Materialen: blauwe hardsteen, graniet en brons

Het grafmonument Huys werd ontworpen door architect Léon Sneyers en werd gemaakt door de firma Cordemans. De grafsteen en sokkel werden vervaardigd in blauwe hardsteen, de sarcofaag is in graniet.

Sneyers was ook fotograaf, grafisch ontwerper en decorateur en studeerde architectuur in de studio van Paul Hankar. Vanaf het begin van de 20ste eeuw nam hij deel aan een aantal internationale tentoonstellingen, waaronder de Turijnse tentoonstelling van decoratieve kunsten in 1902. Tijdens deze expo ontdekte Sneyers hedendaagse creaties van de Engelse, Duitse en Oostenrijkse scholen, met een meer uitgepuurde art-nouveaustijl.

Het monument getuigt van de ontwikkeling van Sneyers' werk in de daaropvolgende jaren, die vooral gekenmerkt werden door de soberheid van de Wiener Secession.

De volumes zijn vereenvoudigd, de grafsteen wordt versterkt door twee acroteria. Hun oppervlak wordt gekenmerkt met fijne geometrische lijnen, net zoals vooraan ter hoogte van de geïntegreerde plantenbak.

Het werk werd uitgevoerd door beeldhouwer en medailleur Jean Lecroart en wordt voltooid met een bronzen bas-reliëf. Het maakt gebruik van grafsymboliek om de vroegtijdige dood van de student geneeskunde Eugène Huys te verbeelden. Het werk toont een geknielde rouwende vrouw, gekleed in de stijl van de oudheid, met haar rechterhand tegen haar voorhoofd en een rouwkrans in de andere hand. De laurierbladen bovenaan in de compositie en de rouwkrans met onsterfelijke bloemen staan symbool voor de eeuwigheid. Aan de voorkant geeft een palm, een attribuut van martelaren, de dood van een jonge man in de fleur van zijn leven weer.

De Cel Historisch Erfgoed wil in het bijzonder Tom Verhofstadt en de vereniging Epitaaf bedanken voor de informatie over de begraafplaats van Brussel.

Ch. Samuel, Voorontwerp voor het Wytsman-monument, inkt op kalkpapier, 1898
Ch. Samuel, Voorontwerp voor het Wytsman-monument, inkt op kalkpapier, 1898 © hangende archieven van de Begraafplaats van Brussel

Creatiedatum: 1898
Beeldhouwer: Charles Samuel (1862-1938)
Architect: Georges Hobé (1854-1936)
Materialen: roze graniet, brons

De aanvraag voor een perceel van zes plaatsen voor de familie Wytsman dateert uit 1898, het jaar waarin de moeder van Juliette Wytsman overleed.

Schilders Juliette (1866-1925) en Rodolphe (1860-1927) Wytsman waren actief in de meest prominente Belgische kunstkringen van die tijd.

Georges Hobé was meubelmaker, meubel- en interieurontwerper en autodidactisch architect.

Charles Samuel was een van de grote namen in de Belgische beeldhouwkunst van het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw.

De twee opdrachtgevers, de architect en de beeldhouwer waren nauw met elkaar verbonden door hun artistieke werk. Het monument is het resultaat van hun samenwerking en weerspiegelt hun gedeelde creatieve overtuigingen: een verlangen om los te komen van de academische kunst en om schoonheid te benaderen door harmonie.

De wens van de opdrachtgevers was een sober grafmonument te maken, zonder veel toegevoegde decoratieve elementen. Hobé ontwierp het graf eerder als een meubel dan een monument. De behandeling van het materiaal en de subtiele beweging in het bovenste deel geven het geheel een zekere elegantie.

In het bas-reliëf van de hand van Charles Samuel is de harmonie tussen het beeldhouwwerk en de architectuur zichtbaar. Het beeld van de gestileerde naakte jonge man die de pijn van rouw voorstelt, wil franjeloos een diep gevoel overbrengen.

Eerder dan emotie te tonen suggereert dit grafmonument het gevoel van pijn, een opmerkelijk delicate aanpak in een overigens eerder emfatische omgeving.

De Cel Historisch Erfgoed wil in het bijzonder Tom Verhofstadt en de vereniging Epitaaf bedanken voor de informatie over de begraafplaats van Brussel.

Deel  

AGENDA

     

    ZIE OOK

    Vind alle culturele evenementen van het Brussels Gewest op visit.brussels

    Geef een grotere zichtbaarheid aan uw evenementen door ze in te geven op www.extranet.brussels

    Art nouveau, publieke kunst
    Monument voor graaf Frédéric de Mérode - Monumenteninventaris © DDGM Architectes Associés voor de Stad Brussel